Gert Rijlaarsdam (2025). ]De unieke kenmerken van taalonderwijs in een leerplan. Handreiking om het leerplan ‘Taal’ van de school te analyseren en eindtermen te verbinden]. Utrecht: Werkgroep Onderzoek en Didactiek Nederlands
|
n dit stukje beschrijf ik vier invalshoeken die starpunt punten zijn voor onderwijsontwerpen voor samenhangend onderwijs.
Hoofdonderscheid is dat taalonderwijs twee domeinen van taalgebruik bestrijkt:
Het functioneel-academische domein en (b) het creatief-literaire domein. Het functioneel-academische domein komt ook aan bod in andere taalvakken, het creatief-literaire domein is verwant met vakken als kunst en filosofie en de fictiecomponent in moderne vreemde talen (Leerplanschema 1). Der-gelijke verbindingen bieden goede mogelijkheden voor afstemming en we-derzijdse versterking. In dit stukje beperk ik me tot de verbindingen binnen het schoolvak
Wat leren leerlingen bij taal?
1. Taalonderwijs bevordert de taalbeheersing van leerlingen in beide taal-gebruiksdomeinen in een meertalige en multiculturele samenleving, (a) in de rol van taalgebruiker en taalgebruiksbeschouwer, (b) in relevante taalgebruikssituaties, deels specifiek voor de onderwijssoort. Zie leerplanschema 1.
2. Bij taal leren leerlingen (Leerplanschema 2): (a) de werking van teksten te doorzien en die kennis te gebruiken, (b) zich te verhouden tot inhouden en argumentatieve posities in teksten en die relatie kenbaar te ma-ken, en (c) over de werking van teksten te communiceren.
3. Bij taal leren leerlingen taalgebruiksrepertoire te verwerven: ze worden gevoelig voor betekenisnuances in taalgebruik, verwerven repertoire, en leren hoe zij dat kunnen uitbreiden (Leerplanschema 3).
4. Bij taal leren leerlingen taaltaken uit te voeren (Leerplanschema 4), dat wil zeggen ze leren opties voor inhoud, vorm en taalgebruik te produceren: divergeren-genereren-associëren-exploreren (betekenisproductie) en te kiezen uit die opties: convergeren-evalueren-reflecteren (betekenisreflectie).
|